Natuurmonument De Beer

Het zuidelijke binnenduingebied [C] [D] [E] Het Groene strand

De Beer kaart D boven [21.] De noordelijke dijkovergang lag jarenlang in de belangrijkste route naar het Groene Strand.
Meer hierover met foto's.

[22.] Toen de hoofdtoegang van De Beer naar het zuiden was verplaatst, nam de zuidelijke dijkovergang die functie over. Tussen deze twee overgangen in lagen er nog enkele overgangen, een naar de kokmeeuwenkolonies (zie ook — 28) en een paar ter weerszijden van de duingroep (zie ook — 18).
Meer hierover met foto's.

[23.] De Aanspoelselhoek. Door de bouw van de grote bunker het Kernwerk, omringd door hoge betonnen muren, lag de Aanspoelselhoek er nog duidelijker bij dan voor de oorlog. Hij lag in een niet toegankelijk gebied, waarschijnlijk vanwege militaire belangen. Tegen het einde van De Beer werd het gebied vrijgegeven. De grote massa hout viel op, net als op de andere vloedlijngebieden van De Beer.
Meer hierover met foto's.

[24.] In het noorden werd het strand doorsneden door een getijgeul, die - zeer vertakt - naar het oosten toe uitliep in een hooggelegen gors met lang gras. Dit gors was in het najaar helemaal doorgroeid met zeeaster. Ook de smalle diepe geultjes bevatten dichte randen daarvan. Vooral als de planten later in het najaar begonnen te pluizen, was dat een magnifiek gezicht: een zee van wit pluis.
Meer hierover met foto's.

[25.-27.] Vanaf de noordelijke dijkovergang was links een driehoekige ondiepe plas te zien, de Buitenplas. Deze is waarschijnlijk ontstaan door afgraving van klei voor de dijkaanleg. Meestal zaten er nogal wat eenden in. Achter die plas lag rechts het hoge deel van het Groene Strand (25) met veel hoog gras en links een vlakte met gras vol duindoornbosjes (26).
Meer hierover met foto's.

[28.] De belangrijkste kokmeeuwenkolonies waren gevestigd op en om twee clusters kapotgesprongen bunkers. De noordelijke cluster vormde het belangrijkste doel van de excursies in de broedtijd. Onder leiding van een opzichter, meestal Korfmaker of Stehouwer, liep de excursiegroep, na een lang en interessant voortraject vol nesten van allerlei vogels, langs een bepaalde route door zo'n kolonie heen, waarbij de nesten en jongen konden worden bewonderd. Dat moest wel snel gebeuren teneinde de ouders de gelegenheid te geven om zo snel mogelijk de nesten weer op te zoeken. De groep werd hierbij voortdurend tot haast aangespoord.

In de eerste helft van de jaren vijftig, toen de grote sterns en visdiefjes er nog broedden, werd ook van deze soorten een kolonie aangedaan. Die lag in de jongste duintjes, voorbij het Groene Strand (zie ook — 37). Er werd alleen maar langs gelopen, niet er doorheen. Later kwamen de verhalen over de achteruitgang van die kolonies en kwamen de excursiegroepen daar niet meer.

De kolonieplaatsen van de kokmeeuwen waren eigenlijk heel lelijk, met al dat verbrokkelde beton en aanspoelselhout. De bodem was zeer verrijkt met meststoffen en raakte volgegroeid met brandnetels en andere ruigteplanten. Na de broedtijd wemelde het er soms ook van de lijkjes van doodgegane halfwas jongen.
Meer hierover met foto's.

De Beer kaart D boven [29.] Het grote duincomplex in de dijk liep naar het westen toe uit in een afwisselend gebied met hoog gras, zegges, zeebies, en lage duintjes vol helm en duindoorn. Het liep naar het noorden toe uit in dichte duindoornvelden, die tot aan de kokmeeuwbunkers (28; zie hierboven) reikten.
Meer hierover met foto's.

[30.] De hoge duinrand vormde één van de mooiste onderdelen van De Beer. De duinen waren tot 5 meter hoog en bevatten losse struiken van grote vlieren en duindoorns en veel helm en biestarwegras. Alles was blootgesteld aan de verstuivingen door de wind. Vooral na stormen, die over het Groene Strand kwamen aangieren, zagen veel duintoppen en vlierstruiken er weer heel anders uit. De vlierstruiken werden enerzijds 'geschoren' en kregen dan prachtige gave contouren, anderzijds ondermijnd, waarbij ze van de hoge duinen afvielen en omsloegen. Een heel wat minder mooi gezicht, maar wel zo interessant. Vanaf de toppen was er een prima uitzicht over het Groene Strand. Dat kwam wel eens van pas voor wie op zoek was naar de morinelplevier.
Meer hierover met foto's.

[31.] In de luwte van de hoge duinenrij, en daardoor vrijwel altijd tegen het zeewater beschermd, lag een gave duinweide met aan de oostzijde veel hoog gras en aan de westzijde een dichte duindoornbegroeiing. Het gras groeide hoog uit en bevatte allerlei soorten, die in de diverse jaargetijden diverse kleuren vertoonden. Met name in de zomer was het daar een kleurrijk geheel.
Meer hierover met foto's.

[32.] Aan de buitendijkse voeten van de dijkvakken lagen brede ondiepe sloten. Net als het driehoekige meertje (zie hierboven bij — 27) kennelijk ontstaan als 'aardhaalzone' voor de dijkaanleg. Het zuidelijke uiteinde liep uit in een grote, slikkige cirkel met een eilandje er in. Dat was een perfect gebied voor vogels. Er was altijd wel wat te beleven voor wie daar voorzichtig de dijk overkwam.
Meer hierover met foto's.

[33.] In het zuiden liep een getijdengeul door het Groene Strand heen. Het Groene Strand bestond daar meer uit een slikkig gors dan uit een echt groen strand: het stond vol zoutplanten die je ook op alle andere zoute gorzen kunt vinden.
Meer hierover met foto's.

[34.] Ten oosten van dat zoute getijdengebied lag het restant van de vroegere Vogelplaat, met de nog aanwezige hogere wal van de zandige Klutenbank. Hier mocht nooit iemand komen, ook niet op de omringende dijken. Het was alleen te bekijken met de verrekijker vanaf het zuiden van de dam door de Brielse Maas (zie ook — 46) en vanaf de boulevard van Oostvoorne.
Meer hierover met foto's.

 

Het zuidelijke binnenduingebied [C] [D] [E] Het Groene strand

 

logo

Laatste wijziging

15 oktober 2018

Terzijde

Huisje op de Zuidpunt waar hulpbewaker Bakelaar in de zomer domicilie hield

Huisje op de Zuidpunt waar hulpbewaker Bakelaar in de zomer domicilie hield, jaren vijftig. De figuren in het terrein zijn opzichter Korfmaker en een onbekende vrouw. Foto collectie Ann den Bakker- Korfmaker.