Laatste wijziging
15 oktober 2018
De aanleg van de Nieuwe Waterweg maakte van De Beer een geïsoleerd gebied. Dit droeg er in hoge mate toe bij dat De Beer zich kon ontwikkelen tot een uniek natuurgebied. In 1912 werd een twee kilometer lange strekdam aan de zuidkant van de Nieuwe Waterweg. Deze dam zorgde ervoor dat de verplaatsing van zand evenwijdig aan de kust grotendeels tot stilstand kwam. Het strand van De Beer kon zich daardoor sterk uitbreiden. De afdamming van het Scheur en de verminderde waterafvoer door de Brielsche Maas leidden aan de zuidkant van De Beer in de loop der jaren tot een steeds groter wordend gebied van drassige gronden: de Vogelplaat. Omstreeks 1920 leidde dit tot de aangroei van een zandbank en tot het ontstaan van de Zuidpunt.
De Beer was een prachtig voorbeeld van een dynamisch duinsysteem waar de zee nog vrij spel had. Grote strandvlaktes zorgen bovendien voor een ideale vestigingsplaats van een aantal kustbroedvogels: eerst het visdiefje en later ook de grote stern. Dit alles, tezamen met het oppervlak van De Beer van maar liefst 1300 ha, maakt dat we hier kunnen spreken over een uitzonderlijk natuurgebied, niet alleen in Nederland, maar in Noordwest-Europa. De formalisering van het beheer door de oprichting van de Stichting Natuurmonument De Beer in 1935 betekende een verdere verbetering. Een 'eerste klas landschap' meende Thijsse en velen met hem. Het was een geruststellende gedachte dat alles zo goed was geregeld voor dit prachtige gebied.
Verslagen uit de tijd rond 1900 repten al van 10.000 paar visdiefjes. De kluut en de dwergstern kwamen, overigens in tegenstelling tot de grote stern, toen ook al op De Beer voor. De grote aantallen vogels lokten ook ongewenst volk naar De Beer. Het rapen van eieren en het verzamelen van veren neemt vanaf het eind van de negentiende eeuw zulke vormen aan dat de vogelstand ernstig in gevaar kwam. Ook de Beer had van dit ongewenste gedrag te lijden. Zo repte de rentmeester van Domeinen van een 'verzamelplaats van stroopers en ander gespuis'. Dit alles was voor de Nederlandse Vereeniging tot Bescherming van Vogels voldoende aanleiding om in 1921 over te gaan tot een permanente bewaking van De Beer in de broedtijd. Eén van deze bewakers van het eerste uur was Siem de Jager uit Texel.
Halverwege de jaren twintig van de vorige eeuw bezocht de bekende natuurvorser Jan Strijbos De Beer. Hij wijdt in zijn boek 'Waar de stilte spreekt' een lyrische beschrijving aan De Beer. Zinsneden als 'schelprijke en blinkend witte vlakten, wisselen af met door zeekraal, zeepostelein en zeedistel begroeide gedeelten. Verderop weer een geheel rood-paars getint door het bloeiende duizendguldenkruid', 'Onze strandwandeling werd een intens genot' en 'Toen maar weer verder, en steeds nieuwe troepen vogels, overal geschreeuw, gekrijsch en geroep, van vischdiefjes, dwergsterntjes, kluten en scholeksters'. Hij besluit met 'Het kostte moeite om tot den terugtocht te besluiten.
De Bouwpolitie en Woningdienst Rotterdam gaf in 1927 opdracht voor een onderzoek naar de 'meest waardevolle elementen in het landschap'. De reden was dat er vele gevaren dreigden: bevolkingstoename, grotere steden, meer verkeer en de uitbreiding van de industrie. Het rapport van het onderzoek meldde ov er De Beer: 'Het is eenzaam en ontoegankelijk. Deze vormen een der mooiste landschappen van de Nederlandsche kust.'
In 1930 verscheen een boek dat misschien wel de bijbel van De Beer genoemd mag worden: Het Vogeleiland. 'Vogeleiland' was toen al een veel gebruikte, andere benaming voor De Beer. De titel van het boek verwijst naar het bijzondere van De Beer: het is een vogeldorado. We kunnen nu slechts met verbazing kennis nemen van de inhoud van het boek. Lyrische beschrijvingen van een natuurgebied waar alles in superlatieven plaatsvond. Het boek vermeldde 180 vogelsoorten. Het meest opmerkelijk was de aanwezigheid van de grootste kolonie van visdiefjes in West-Europa. De schrijvers van het boek waren Van Beusekom, Kooijmans, Rutten en Tinbergen. Zij omschreven zichzelf als een stel 'jonge zwervers'. Alles van De Beer komt in het boek van 248 pagina's aan de orde: de grote sterns, de visdieven, scholeksters en meeuwen, de Vlierenlaan, de plantengroei, de slikken aan de zuidkant. Niets is aan de aandacht van de jonge natuuronderzoekers ontsnapt. Liefdevol, gedetailleerd en enthousiasmerend is De Beer in al zijn facetten beschreven.
Thijsse schreef in het Verkade-album 'Onze groote rivieren' uit 1938 over De Beer: 'Grooter tegenstelling is wel niet haast niet denkbaar dan die tusschen het geweldig menselijk bedrijf langs den Waterweg en het afzonderlijk natuurleven op die Beer' en: 'Wel nu, De Beer is ondergebracht in een Stichting, met bestemming als natuurmonument. Het terrein wordt streng bewaakt en het bezoek doelmatig geregeld. De konijnen zullen er nog beteugeld moeten worden en wanneer dat eenmaal is gelukt, dan zal deze Beer mogen meetellen onder de belangrijkste natuurmonumenten van ons land, ja van de heele wereld.' Maar nog opmerkelijker was de zin van Thijsse uit het voorwoord bij het boek 'Het Vogeleiland': 'Hoe zal de wereld zijn over honderd jaar? Of laat ik het korter nemen, dan zie ik er ook nog wat van, laat ons zeggen twintig jaar. Er zal veel veranderen en snel, maar laat ons toch uit alle macht ervoor waken, dat er aan "De Beer" niets verandert wat de natuur zelve er gelieft te doen, want dat is op zichzelf ook al weer mooi en merkwaardig'. In de jaren dertig, dat is duidelijk, heeft niemand heeft enige vrees voor de toekomst van De Beer en waarom ook?
Het De Beer van voor de oorlog kende in grote lijnen een viertal onderdelen. Het strand, inclusief het zogenaamde Groene Strand, het binnenduinengebied, de noordoostkant met de Vlierenlaan en de storten en de zuidkant met de slikken. Het is een ongestoord, dynamisch kustlandschap met overgangen van zee naar strand, schorren en duinen. Ook het belang van de instroom van voedselrijk zoet water via de Nieuwe Waterweg, de Brielsche Maas en het Haringvliet is aanzienlijk. Deze instroom zorgt voor een rijke visstand, onder andere van haringachtigen, het belangrijkste stapelvoedsel van veel kustbroedvogels. En dat alles bij elkaar op zo'n 1300 ha.
Groene strandHet Groene Strand was zoiets waaraan De Beer mede zijn faam te danken heeft. Voor de oorlog zag het er ongeveer als volgt uit. Het strand was ongeveer 3,5 km lang. Het lag voor de stuifdijk tussen paal 121 en paal 122,5 en het was eigenlijk niet meer dan een zeer ijl begroeide strandvlakte. Hier groeide alleen, en dan nog spaarzaam, klein schorrekruid en zeekraal. Het Groene Strand bestond uit een zandige bodem met slib. De noordkant was zeer slibrijk en met kreken doorsneden. Tussen paal 121 en 122 lag pionierduintjes met een slibrijke landtong en begroeid met zeekraal. Tussen paal 120 en 121 lag duindoornbosjes. Het Groene Strand was een dynamisch systeem met lage, primaire duintjes, maar ook met schelpenbanken. Het werd ook nog regelmatig overspoeld. Op het Groene Strand vond bovendien nog duinvorming plaats. Zo strekte zich langs de gehele lengte van het Groene Strand een gordel van pionierduintjes uit. Hierop stonden biestarwegras en loogkruid met incidenteel akkermelkdistel, zeeraket, bitterzoet en zeewolfsmelk. Ook kwamen hier onder andere de zeldzame zeewolfsmelk en de blauwe zeedistel voor. Zo is in het boek 'Het Vogeleiland' te lezen: '… ligt over het lichte strand, en blauwig waas, dat we […] herkennen als een groote vlakte met de prachtige blauwe Zeedistels'. De duintjes op het Groene Strand waren meest niet hoger dan 1 m (=2,50 m boven NAP). Alleen aan de zuidpunt konden ze tot drie meter hoog worden.
Maar het waren toch vooral de vogels die het Groene Strand zo beroemd maakten. Het Groene Strand was het broedterrein van de grote sterns, kluten, visdieven, bergeenden, plevieren. De vogels die we tegenwoordig 'gewoon' vinden, waren er natuurlijk ook nog: kieviten, kokmeeuwen, grutto's, scholeksters en tureluurs. Het was juist hier dat aan alle eisen van kustbroedvogels werd voldaan: een schaars begroeid en open terrein, weinig natuurlijke vijanden en voldoende voedsel voor de verschillende vogelsoorten. Geheel aan de noordkant van het strand lag de Aanspoelselhoek. Dit deel bevond zich in de luwte van de kilometerslange Zuiderpier. Het was daarom een verzamelplaats van van alles dat uit zee komt aandrijven, 'aanspoelsel' dus. Het was dan ook een zeer voedselrijk gebied met de daarbij behorende vegetatie. Zo kon hier onder andere het bilzekruid, de gele hoornpapaver en de reukloze kamille aangetroffen worden.
De Beer was in de delen die dicht bij zee waren gelegen, dus een grotendeels leeg landschap met kaal zand, stuifduinen, schelpenbanken, slikken en een schaarse begroeiing. Kortom de kenmerken van het klassieke open, dynamische duinlandschap. Alleen de zuidkant kende in het moeras- en slikkengebied een uitbundige vegetatie van riet en zeebies, maar ook de zeeaster of zulte was daar te vinden. Het gebied werd doorsneden door kreken die door de getijbeweging waren ontstaan. Zij voerden zoet water af van hoger gelegen delen. De overgangen van zout naar zoet gaven natuurlijk aanleiding tot interessante vegetaties. Naast de al genoemde plantensoorten groeiden daar, zo blijkt uit de verslagen, onder andere ook zeealsem, schorrekruid, zeeweegbree, schorrezoutgras, brosse melkdistel, echte heemst en zilt torkruid. Op de slikken aan de zuidwestkant stonden zeekraal en klein schorrenkruid en op de wat drogere of zanderige plaatsen melkkruid en zeepostelein.
Meer landinwaarts deed de dynamiek zich uiteraard minder voelen en waren elementen van de klassieke binnenduinen aanwezig. De Kievitenwei was een uitbundige groeiplaats van de parnassia. Het voorkomen ervan was soms zo overweldigend dat in het boek 'Het Vogeleiland' ook wel werd gesproken over de Parnassiawei. Ook andere planten van de vochtige duinvalleien konden daar worden aangetroffen: de slanke gentiaan, heelblaadje, waternavel. Bij de Vlierenlaan was, afgezien van het prachtige Vlierenoerwoud, daarentegen niet veel opvallends te beleven. De vlieren vormden een dichte begroeiing, waardoor eronder niet veel groeide. Natuurlijk was er ook veel struweel van duindoorn en liguster met kruiskruid en melkdistel.
— Vervolg: 1940-1945
15 oktober 2018
— Natuurvorser Strijbos lyrisch over De Beer
— 'Het Vogeleiland': een wel heel bijzonder boek
— 'Belangrijkste natuurmonumenten van ons land'
— Grote variatie aan landschapstypen
– – – –
— De topografische kaart van 1880
— De topografische kaart van 1935
De Vlierenlaan liep door het Vlierenwoud, een bos dat was ontstaan op de rijke, kleigrond die bij het graven van de Nieuwe Waterweg hier was gedeponeerd.
.
De Beer op de topografische kaart van 1880: een woest, ongerept en nog erg leeg gebied.
— Download deze afbeelding voor persoonlijk gebruik
[3430 x 2542 px, jpg, 9.1 MB]
De voorkant van het boek 'Het vogeleiland' van het illustere viertal Gerrit van Beusekom, Frans Kooijmans, Martien Rutten en Niko Tinbergen. Het boek verscheen bij de legendarische uitgeverij Schoonderbeek.
De zuidkant van De Beer met zicht op de Brielsche Maas op een aquarel van Jan Voerman jr in het Verkade-album 'Onze groote rivieren' uit 1938.
— Download deze afbeelding voor persoonlijk gebruik
[2083 x 2540, jpg, 4.4 MB]