Laatste wijziging
15 oktober 2018
Zaterdag 6 oktober 1956 bracht een harde noordwestenwind met buien afgewisseld door fijne opklaringen. En het was koud. Geen weer voor een fietstocht, maar met de Vespa durfden Luuk en ik het wel aan, ons ervan bewust dat tegen die buien niet te kleden viel, met als consequentie een zaterdagmiddag rondsjouwen op De Beer met een nat en dus koud kruis.
Het doel was de Zuidpier waar door die harde noordwester wellicht ongewone zeevogels te zien zouden zijn. De te rijden route ging bijna op de automatische piloot: Groene Kruisweg richting Oostvoorne en vandaar via de Brielse Dam naar Rozenburg en daar de Krimweg. Dan rechtsaf de Schelpweg op de Scheurdam aan. Daarna aan het einde linksaf tot Korfmakers hoofdkwartier De Blencken. Vervolgens was het lopen: de Vlierenlaan af tot waar deze afboog naar het zuiden. Daar de Scholeksterwei oversteken en met het Kernwerk op links naar de Nieuwe Waterweg. Soms daalden we al direct bij De Blencken af naar de oever van de Waterweg en volgden we die richting Zuidpier. Want afgezien van vogels bood die wandeling goed zicht op passerende schepen, waarvan we er vele kenden…men blijft Rotterdammer, nietwaar? En de leden van ons clubje hadden allen van huis uit te maken met de scheepvaartbranche, of ze werkten erin.
Harde wind, buien en kou zijn niet direct de ultieme condities voor een vogelexcursie. Veel vogels prefereren dan de dekking en de vogelaar besteedt instinctief een deel van zijn aandacht aan het droog houden van zijn accessoires en zichzelf. De bewuste excursie leverde dan ook geen lange waarnemingslijst op, zeker voor een oktoberdag op De Beer. Vlak voor Brielle elf Putters, een soort die toen in Nederland als behoorlijk zeldzame broedvogel te boek stond. Langs de Brielse Dam stoof een Smelleken voorbij en vlogen wat Boerenzwaluwen en twee Huiszwaluwen. Kwantitatief was het dus minnetjes, maar kwalitatief des te beter. In de hoek gevormd door de dam en zuidoever van Rozenburg pirouetteerde voor een slikstrandje een hoog op het water liggend grijzig wit steltlopertje. Een franjepoot, realiseerden wij ons, en nog wel een Rosse ook, ongetwijfeld door de harde wind over de dam gevoerd. Luuk had een paar jaar eerder een Rosse Franjepoot gezien onder Pernis, waar er een paar dagen eentje in een plasje langs de Vondelingenweg bivakkeerde. Voor mij was het de klaroenstoot van een première. Veertien dagen eerder, op 20 september en ook op De Beer, zag ik voor het eerst twee Grauwe Franjepoten. En nu dus die Rosse die, in tegenstelling tot de Grauwe, door de heer J. Kist in diens Vogelgids, met een licht kringetje was gedecoreerd. Dat vereist uitleg.
In februari 1954 was de door voornoemde heer Kist vertaalde en voor Nederland bewerkte A Field Guide to the Birds of Britain and Europe uitgekomen. Kist had daarin de vogelsoorten die toen regelmatig in Nederland voorkwamen aangegeven met een donkere stip. De soorten die naar zijn smaak zeldzaam tot sporadisch waren, hadden een licht kringetje gekregen. Met deze aanduiding gingen vogelaars onder elkaar natuurlijk al gauw wedijveren. De vraag ‘hoeveel lichte kringetjes heb jij gezien?’ viel nogal eens te beluisteren. Welnu, met die Rosse Franjepoot was ik er eentje op Luuk ingelopen en de middag had er nog eentje in petto.
Na een dralend afscheid ging het naar de Zuidpier. Tijdens de wandeling langs de Vlierenlaan over De Beer de eerste Koperwieken en een Gekraagde Roodstaart. Nog geen Bonte Kraaien, die in de eerst week van oktober plachten binnen te komen. Ze lieten nog verstek gaan, maar de volgende dag waren er drie en de zaterdag daarop trokken er tientallen door. De noordwester had het water zodanig opgestuwd dat de Zuidpier onder stond. De korte houten palen die de zijkanten bebakenden, lieten nog alleen hun koppen zien, met daartussen de karakteristieke ijzeren staketsels van de hoge bakens. Luuk en ik liepen over de betonplaten richting pier tot het water het verdergaan blokkeerde.
Op links de ruimte van het Groene Strand. Op rechts het woelige water van de waterwegmonding. Daarboven, niet veraf, een donkergrijze vogel van spreeuwgrootte, wit stuitje en een lichte band over de voorvleugel, geheel volgens op het netvlies geëtste afbeeldingen ‘dribbelend’ over het water. De schok van herkenning en opnieuw de klaroenstoot van een première, in dit geval van een welhaast onbereikbaar geachte soort: een Vaal Stormvogeltje, in deze tijd van turbotaal aangeduid met een Vaaltje.
Luuk en ik hebben er een tijd gestaan, in opperbeste stemming. Het afscheid viel niet mee. Het schemerde toen we begonnen aan de wandeling terug naar de Blencken. Het scooterritje naar Rotterdam verliep in het duister. Als reactie op de glorierijke middag had ik mij toen al voorgenomen The Popular Handbook of British Birds aan te schaffen, het boek waar ik bij boekhandel Voorhoeve en Dietrich aan de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam al een paar maal weifelend mee in mijn handen had gestaan. Dat gebeurde. Het was een verwoestend dure aankoop. Toen ik een paar jaar later in Engeland was, kreeg ik te horen dat de Britse vogelaars dit boek aanduidden als ‘the poor man’s Handbook’, daarbij doelend op het feit dat dit boek was samengesteld voor degenen die zich niet de aankoop van de uit vijf delen bestaande serie van hun echte Handbook konden of wilden veroorloven. Anno 1956 was die kanttekening voor mij wel ter zake. Nu naar dat Popular Handbook kijkend verschijnen steevast de beelden van die Rosse Franjepoot en dat Vale Stormvogeltje van die oktobermiddag op De Beer.
15 oktober 2018
Alle verhalen gebundeld om te downloaden als pdf-document: 'De Graalburg - uit de aantekeningen van Gerard Ouweneel over De Beer'. Mededelingenreeks Natuurmonument De Beer 5.
Schepen in de monding van de Nieuwe Waterweg. Hoewel de plannen die Rotterdam voor De Beer in petto had, de sentimenten jegens de stad danig beïnvloedde, bleven de scheepsbewegingen in de monding van de Nieuwe Waterweg boeien. Vele schepen kenden we. Of Frans Kooijmans deze foto al voor de Tweede Wereldoorlog maakte zou best kunnen. In ieder geval is het een gedateerd, maar voor De Beer karakteristiek tafereel. Foto F. Kooijmans.
De Nederlandse versie van ‘Petersons vogelgids’ met de cirkeltjes om de mate van voorkomen aan te duiden.
Een zwart bolletje staat voor ‘regelmatig voorkomend’ en een wit bolletje voor ‘zeldzaam tot sporadisch voorkomend’.
Avondstemming aan het einde van Zuidpier op 6 oktober 1956. Al bij normaal hoogwater kwam de Zuidpier onder te staan, met als gevolg dat er op de betonplaten algvorming plaatsvond, waardoor de pier spiegelglad was. Om het einde van de pier te bereiken was dus nogal een tijdrovend waagstuk. Foto G. Ouweneel.