Natuurmonument De Beer

Herfst 1950

Zien is kennenHet eerste bezoek aan De Beer was in de herfstvakantie van 1950. Deze viel in het laatst van oktober. Ik was 13 jaar en sinds twee maanden in het bezit van de vogelgids Zien is kennen, met de plaatjes van Rein Stuurman. De in die gids afgebeelde en behandelde vogelsoorten begeerde ik natuurlijk alle te zien. In mijn naïeve jeugdige verbeelding behoefde ik maar op De Beer te zijn om van die aanlokkelijke soorten te kunnen genieten. Immers, Jan Strijbos en Simon de Waard hadden er bij hun lezingen voor de Volksuniversiteit geen misverstand over laten bestaan: op De Beer gebeurde het!

Zien is kennenDie bewuste oktoberdag verliep als in de film van Simon de Waard. Onder regie van mijn ouders met de trein van Rotterdam Delftse Poort naar Hoek van Holland. Daarna met het bootje van Ary Prins de Waterweg over en na de geloofsbriefoverhandiging aan opzichter Korfmaker ging het De Beer op. Die dag bracht niet de vogeldrommen van mijn fantasie, hetgeen natuurlijk te maken had met de onbekendheid van het terrein, het ontbreken van soortkennis en vogelgedrag alsmede het gemis van een verrekijker. Maar de grote valk die opging van een van de drie hogen bakens op het strand bij de Zuidpier kon niet anders dan een Slechtvalk zijn, was mijn verheugde conclusie.

De getijdengeul die het noorden van het Groene Strand doorsneed, was bij hoogwater niet over te steken. Zelfs niet met kaplaarzen; die moesten dan uit, evenals de pantalon. Op deze foto de crossing van 25 oktober 1957, een excursie die onder andere 14 Kleine Zwanen, een Slechtvalk, drie Smellekens, Waterrallen en veel trek van Bonte Kraaien opleverde. Op de achtergrond zijn nog net de ijzeren bakens van de Zuidpier te zien. Fotograaf Jur van der Beek.
Vele De Beerexcursies zouden volgen, tot in de zestiger jaren, toen van oost naar west namens Rotterdam vandalen het Natuurmonument successievelijk liquideerden. De meeste van die excursies concentreerden zich op de zuidkant, aan weerszijden van de Brielse Dam, daar waar deze Rozenburg bereikt. Dat had te maken met de geprefereerde fietsroute. Dat vereist uitleg.

Vanuit Rotterdam-Zuid was de Groene Kruisweg richting Oostvoorne de vanzelfsprekende route. Er was een tweede optie, eentje via de Maastunnel en daarna door Rotterdam, Schiedam, en Vlaardingen op Maassluis aan en daar met de pont naar Rozenburg, waar dan een lange betonweg richting De Beer wachtte, recht naar de hoofdingang. Die route was langer en leidde door vier steden. Met in dit land vaak een zuidwestelijke wind, stond deze op die bewuste betonweg meestal pal op kop.

Bovendien, in tegenstelling tot op het eiland Rozenburg, was er langs de Groene Kruisweg en vooral bij Oostvoorne en de Brielse Dam aan vogels veel te beleven, zodat het voorkwam dat een bezoek aan De Beer, het eigenlijke excursiedoel, erbij inschoot. Dat probeerden wij dan 's middags te compenseren door vanaf de Brielse Dam De Beer op te gaan, daarbij de bordjes 'Verboden Toegang' negerend en erop speculerend dat het aan het einde van de scheidingsdijk staande Schuilhuisje voor de bewaking onbemand zou zijn. Dat was niet altijd het geval.
Bij ontmoetingen met Korfmaker voelden wij ons dan ook meestal wat ongemakkelijk. Was dat een latent aanwezig schuldgevoel, voortkomend uit die genegeerde bordjes aan de andere kant, langs het Wijde Slik?

Uit de tientallen excursies naar en over De Beer volgen verslagen van vijf stuks: eentje uit juni 1954, twee uit najaar 1956, toen net doorsijpelde wat Rotterdam in het schild voerde, een van september 1958, toen langzaamaan duidelijk werd welke catastrofe over De Beer was afgeroepen, en eentje uit de nadagen van De Beer, uit de winter 1962/1963.

Bootje Ary Prins

[Links] Rond 1940 zouden er circa 500 paren Dwergsterns op De Beer hebben gebroed, bijna net zoveel als in 2010 in heel Nederland. Gelet op het ruim voorhanden broedbiotoop in de vorm van schelpenbanken, moet De Beer een dorado zijn geweest voor Dwergsterns. De achteruitgang begon kort na WOII en al voor 1960 was het gedaan met de Dwergsterns van De Beer. Nadien zou een periode volgen waarin in het gehele noordelijke Deltagebied Dwergsterns als broedvogel ontbraken. Foto S. de Waard.

[Rechts] Vooral liefhebbers van milieudynamiek konden op De Beer hun hart ophalen. Wind en water deden hun werk en het kwam voor dat na een paar stormen het landschap danig was veranderd. Deze jonge stuifduintjes lagen in het gebied tussen het Groene Strand en het Brielse Gat, richting Zuidslik. Fotograaf onbekend.

 

Laatste wijziging

15 oktober 2018

Terzijde

Door de getijdengeul

De getijdengeul die het noorden van het Groene Strand doorsneed, was bij hoogwater niet over te steken. Zelfs niet met kaplaarzen; die moesten dan uit, evenals de pantalon. Op deze foto de crossing van 25 oktober 1957, een excursie die onder andere 14 Kleine Zwanen, een Slechtvalk, drie Smellekens, Waterrallen en veel trek van Bonte Kraaien opleverde. Op de achtergrond zijn nog net de ijzeren bakens van de Zuidpier te zien. Foto J. van der Beek; collectie G. Ouweneel.

 

Strandplevier

Peter Meininger c.s. kwamen na een oordeelkundige analyse van gegevens tot de conclusie dat er tot circa 1950 jaarlijks ongeveer 85 paren Strandplevieren broedden op De Beer. Daarna ging het door allerlei oorzaken bergafwaarts. SOVON Vogelonderzoek Nederland begrootte dat heel Nederland in 2010 170-200 paren herbergde. Deze vergelijking geeft aan hoezeer een milieuspecialist als de Strandplevier is, zich thuisvoelde op de schelpenvlakten van De Beer. Foto S. de Waard.

 

Dwergstern

Rond 1940 zouden er circa 500 paren Dwergsterns op De Beer hebben gebroed, bijna net zoveel als in 2010 in heel Nederland. Gelet op het ruim voorhanden broedbiotoop in de vorm van schelpenbanken, moet De Beer een dorado zijn geweest voor Dwergsterns. De achteruitgang begon kort na WOII en al voor 1960 was het gedaan met de Dwergsterns van De Beer. Nadien zou een periode volgen waarin in het gehele noordelijke Deltagebied Dwergsterns als broedvogel ontbraken. Foto S. de Waard.